Het IJslands paard

De geschiedenis

Het IJslandse paard, ook wel ijslander genoemd, stamt rechtstreeks af van het Europese oerpaard (Equus Stenonsis). Deze verspreidden zich in Scandinavië en Groot Brittannië en kwamen uiteindelijk met de eerste Vikingen mee naar IJsland. Het barre klimaat en voedselschaarste vormden dit kleine, sterke en sobere ras met opmerkelijk oriëntatievermogen, intelligentie en koelbloedigheid.

Het IJslandse paard wordt al meer dan 1000 jaar raszuiver gefokt. Onder meer door de geïsoleerde ligging van IJsland is dit het enige paard dat op het eiland voorkomt. Sinds 1882 geldt in IJsland een officieel importverbod voor paarden en andere huisdieren. Voor zover bekend is er geen sprake geweest van vermenging met andere rassen.


Op IJsland is de ijslander altijd gebruikt als rijdier. Bij gebrek aan een goed wegennet waren de bewoners aangewezen op de paardenrug. Alle transport geschiedde zonder wagen. Zieke mensen, de post en de oogst werden te paard vervoerd. Het paard moest volwassenen snel en comfortabel over lange afstanden kunnen dragen. Daarom werd in fokkerij op kracht, temperament en tölt geselecteerd. Deze natuurlijke gang was in aanleg aanwezig bij Europese paarden, maar is weggefokt toen op het continent het paard in toenemende mate werd ingespannen. De draf heeft meer trekkracht dan de verheven, dansende tölt.

Pas rond het begin van de 20e eeuw nam de IJslandse fokkerij een andere wending. Door de technische vooruitgang was men voor het dagelijks werk en voor het onderhouden van sociale contacten minder afhankelijk van het paard. De wedstrijdsport ontstond en boeren selecteerden hun snelste paarden met de meest imposante gangen voor de onderlinge competitie. Er ontstonden professionele stoeterijen en trainingsstallen. De IJslandse boeren hebben hun paarden raszuiver doorgefokt en ook buiten IJsland willen mensen dit oeroude ras zuiver houden en verbeteren.

De gangen

Kenmerkend voor het IJslandse paard zijn de extra gangen. Naast de stap, draf en galop beschikt de IJslander over tölt en telgang. Het zijn natuurlijke gangen, die IJslanderveulens vaak in de wei al laten zien. We onderscheiden vier- en vijfgangers. Viergangers hebben naast de drie basisgangen ook de tölt, vijfgangers kunnen zowel tölten als telgangen.

Stap

De stap van ijslanders verschilt niet van andere paardenrassen. De benen worden een voor een opgetild en neergezet in de volgorde linksachter, linksvoor, rechtsachter, rechtsvoor. Op de verharde ondergrond hoor je een duidelijke vierslagritme, de zogenaamde viertakt.

Draf

Hoewel deze gang bij veel ijslanders tamelijk vlak is en daardoor makkelijk uit te zitten, is de draf gelijk aan die van andere rassen. Het paard tilt telkens een diagonaal benenpaar op: linksachter en rechtsvoor, gevolgd door rechtsachter en linksvoor, met daartussenin een zweefmoment. Je hoort dus een tweetaktritme.

Tölt

In tölt is de beenzetting hetzelfde als in stap, maar de benen volgen elkaar sneller op. In stap zijn altijd twee of drie benen aan de grond, in tölt een of twee. Daardoor kun je tölt een hoger tempo rijden. Een zweefmoment (zoals in draf) ontbreekt, waardoor tölt heel lekker zit. Het tempo varieert van een vlotte stap tot een flinke galop, terwijl de ruiter vrijwel onbeweeglijk in het zadel zit. In shows wordt dit gedemonstreerd door ruiters die de krant lezen of met volle bierpullen terwijl hun paarden het vuur uit de hoeven tölten, zonder een druppel te morsen. In tölt loopt de IJslander sterk verzameld en opgericht, dat wil zeggen dat hij hoofd en hals hoog draagt. Er ontstaat een trotse beweging die versterkt wordt door het ritmisch meedansen van de staart. Een zuivere tölt heeft een snelle, regelmatige viertakt.

Galop

De galop is voor alle paardenrassen de snelste gang, dit geldt ook voor de IJslander. Over het algemeen is de galop van een IJslander wat minder ‘gesprongen’ dan bij de meeste andere rassen. De hoorbare takt is het welbekende ‘kataklop-kataklop’. In de galop hoor je een drietaktritme.

Telgang

De telgang is ook bekend van honden en kamelen. In telgang tilt de IJslander beurtelings zijn rechter- en linkerbenenpaar (lateraal) op, met ertussenin een zweefmoment. Bij ijslanders voelt dat soms letterlijk als een vijfde versnelling. Door de enorme snelheid en stuwing krijg je als ruiter het gevoel dat het paard ‘opstijgt’. Telgang wordt voornamelijk in snelheidsonderdelen gereden. Alleen het zeer hoge tempo (rentelgang) wordt gewaardeerd. Meestal ontwikkelt een vijfganger pas op latere leeftijd (7 à 8 jaar) een goede rentelgang.

Het ras in Nederland

In Nederland en andere Europese landen wordt de raszuiverheid beschermd door stamboekregistratie. In het Nederlands Stamboek voor IJslandse Paarden (NSIJP) hebben alle raszuivere IJslanders een stamboekpapier. De ijslander is laatrijp, maar daar staat tegenover dat hij het werken lang volhoudt. In de regel kunnen ijslanders tot hun 25e worden bereden. Een leeftijd van 30+ is geen uitzondering.

IJslanders worden pas op vier- à vijfjarige leeftijd ingereden, als ze voldoende ontwikkeld zijn om fysiek (en mentaal) te worden belast. Echt volgroeid zijn ze pas met zeven à acht jaar. Hun langere jeugd brengen ze door in groepsverband, bijvoorbeeld in bgrazingsprojecten, waarbij merries en hengsten in gescheiden kuddes grazen. Gehard door weer en wind en gespierd door het vele spelen kunnen de jonge paarden opgroeien zoals dat ook op IJsland gebeurt. Het opgroeien in kuddeverband vormt hen tot sociale paarden. Van jongs af aan leren ze dominantere paarden te respecteren en ernstige conflicten te vermijden.

In grote lijnen komt de basisafrichting neer op hetzelfde werk als met andere rassen: longeren, zadelmak en bitwijs maken. Jonge paarden worden vaak als handpaard meegenomen op buitenritten. Zo kunnen ze wennen aan het werk, met een vertrouwd en volleerd voorbeeld naast zich. IJslanders zijn in het algemeen weinig schrikachtig en het inrijden levert doorgaans weinig problemen op. Aanvankelijk wordt het paard ingereden op zijn voorkeursgangen. Dit kunnen stap, draf en galop zijn, maar evenzogoed kan een ijslander het gemakkelijkst tölt of telgang lopen. Een paard dat bij voorkeur draaft moet ‘ingetölt’ worden. Diverse professionele trainers in Nederland hebben zich toegelegd op het inrijden van ijslanders en op het uitbouwen van de gangen.

IJslanders staan dicht bij de natuur en hebben veel bewegingsvrijheid en frisse lucht nodig. Hoewel ze niet allemaal hun jeugd doorbrengen op een begrazingsterrein, worden de meeste in kuddeverband gehouden. Ze zijn robuust en kunnen in het algemeen met minder voer toe omdat hun efficiënte verteringssysteem van oorsprong gewend is aan ruw voedsel met weinig voedingswaarde. Voor de doorbloeding en verzorging van de huid rollen ze geregeld.

Opvallende kenmerken van IJslandse paarden zijn de zware wintervacht, manen en staart: de natuurlijke jas. Hierdoor kunnen ze in ons land het hele jaar door buiten gehouden worden, mits er voldoende beschutting is tegen al te hevige regen, storm en hitte. Wanneer ze buiten staan, is het scheren of uitdunnen van vacht, manen en staart niet wenselijk. De vacht en ‘behang’ zoals dat heet beschermen de paarden tegen de elementen. Het beerachtige uiterlijk geeft het ook een stoere schoonheid, die bij dit paard past.


Wedstrijden Zuid Wedstrijden Zuidmenu

NK 2014

NK 2013

NK 2012

NK 2011

NK 2010

NK 2009

NK 2008

2006 Open

NK 2005

NK 2004

NK 2003

2003 Sport

WZ 2015

WZ 2016